Door Josien Franken, Eva Lakwijk, Nick Kluyskens en Sanne Deuten
Op maandagavond 12 oktober 2020, stipt om 19:00, uur zaten wij, Eva, Nick, Sanne en Josien, klaar voor onze workshop van Fairspace. Zoals Corona vele dingen in ons dagelijks leven heeft aangetast, van thuiswerken tot een mondkapje dragen in de supermarkt, heeft het virus ook de workshops van Fairspace aangetast. In plaats van elkaar in de ogen te kijken, zaten wij allemaal in onze eigen kamer tegen een scherm te praten, en in plaats van een echte stap voorwaarts te doen tijdens de privilege walk, zetten wij onze post-it een stapje vooruit in een virtueel klaslokaal.
Als je bij deze blog bent aanbeland, weet je misschien al een beetje over Fairspace. Fairspace streeft naar het veiliger en inclusiever maken van de openbare ruimte, om zo een samenleving te creëren waarin iedereen in Nederland zich veilig voelt op straat. De organisatie geeft (onder andere) workshops, waarin deelnemers praktische tools aangereikt krijgen om hen actieve omstanders binnen een gemeenschap te maken. De workshops focussen op omstanderinterventie. Maar is de omstanderinterventie methode eigenlijk wel effectief? En welke invloed heeft het op het veiliger maken van de openbare ruimtes en het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag? Wij, studenten Culturele Antropologie aan de Universiteit van Utrecht, zijn door Fairspace gevraagd om deze vragen te beantwoorden, aan de hand van literatuuronderzoek en interviews met oud-deelnemers, om zo inzicht te geven in hetgeen waar zij hun workshops op baseren.
Om de effectiviteit van omstanderinterventie te begrijpen, moet je eerst weten wat omstanderinterventie is. Het idee van de methode komt voort uit de theorie van het omstanderseffect, die stelt dat groepen een negatief effect hebben op de waarschijnlijkheid dat een persoon geholpen wordt. Hoe meer mensen er aanwezig zijn, hoe kleiner de kans zou zijn dat iemand ingrijpt (Latané en Darley 1970). Toch zou het wel zo zijn dat wanneer het gaat om een noodtoestand, een situatie die fysiek dreigt te worden, het omstanderseffect niet direct van toepassing is (Fischer et al. 2011, 533). Deze laatste toevoeging laat zien dat mensen geen onverschillige, passieve wezens zijn, wat voor de omstanderinterventie methode belangrijk is.
"Omstanderinterventie is bedoeld om een gemeenschap te creëren waarin alle individuen bereid en in staat zijn om in te grijpen in situaties van grensoverschrijdend gedrag"
Omstanderinterventie is bedoeld om een gemeenschap te creëren waarin alle individuen bereid en in staat zijn om in te grijpen in situaties van grensoverschrijdend gedrag (Cares et al. 2015). Er zijn verschillende vormen van straatintimidatie en situaties waarin een omstander kan ingrijpen. Een voorbeeld van een oud-deelnemer was dat één van zijn leerlingen tijdens de workshop vertelde altijd een korte broek te dragen, en hier wel eens voor uitgescholden wordt. Ook dat is straatintimidatie, en ook dat is een situatie waarin een slachtoffer baat heeft bij de hulp van een omstander. Vaak willen omstanders wel ingrijpen, maar weten ze niet hoe (Mitchell 2019). Omstanderinterventie training geeft je de tools om in te grijpen en laat je begrijpen wat het betekent om een actieve omstander te zijn (Mitchell 2019).

Er zijn verschillende factoren die omstandersinterventie bevorderen. Omstanders zullen bijvoorbeeld sneller ingrijpen bij een noodsituatie, waarbij sprake is van reëel gevaar, omdat het verantwoordelijkheidsgevoel van omstanders dan groeit (Banyard 2011). Dit blijkt ook uit de eerder genoemde theorie van het omstanderseffect (Fischer et al. 2011). Verantwoordelijkheidsgevoel wordt daarnaast beïnvloed door de relatie tussen het slachtoffer en de dader. Wanneer een omstander veronderstelt dat zij bekenden van elkaar zijn, voelt de omstander zich minder verantwoordelijk om in te grijpen (Banyard 2011).
Verder kunnen omstanderinterventie trainingen, zoals die van Fairspace, de effectiviteit van omstanderinterventie bevorderen. In deze workshops leren de deelnemers technieken waarmee ze veilig kunnen ingrijpen in situaties. Een oud-deelneemster gaf aan zich nu veel beter in staat te voelen om in te grijpen. Ook vertelde iemand ons dat ze na de workshop veel veiliger en effectiever kan ingrijpen, waar dit voor de workshop nog wel eens uit de hand liep. De nadruk die Fairspace in haar workshops legt op persoonlijke veiligheid kan dan ook van belang zijn in de effectiviteit van omstanderinterventie. Daarnaast vonden participanten het fijn dat er tijdens de workshops verschillende technieken werden aangeboden, zodat ze in een situatie zelf kunnen beslissen welke ze willen gebruiken. Deze technieken zijn volgens hen laagdrempelig en direct toepasbaar, wat de effectiviteit van omstanderinterventie kan bevorderen.
"Deze technieken zijn volgens hen laagdrempelig en direct toepasbaar, wat de effectiviteit van omstanderinterventie kan bevorderen"
Er zijn echter ook factoren die de omstanderinterventiemethode kunnen beperken. Eén van de beperkingen van omstanderinterventie is dat niet iedereen de voorbeelden die gegeven worden, kan toepassen op eigen ervaringen. Het kan lastig zijn voor deelnemers om de aangeleerde technieken in de praktijk toe te passen wanneer deelnemers geen ervaring hebben met straatintimidatie of de gebruikte voorbeelden alleen betrekking hebben op een beperkte setting.
Een andere beperking van omstanderinterventie is gerelateerd aan gender. Een oud-deelneemster vertelde dat de groep van haar workshop grotendeels uit vrouwen bestond. Dit impliceert dat mensen die zelf geen slachtoffer zijn van straatintimidatie, minder interesse hebben in omstanderinterventie. De beleving van straatintimidatie kan dus verschillen op basis van gender, waardoor omstanderinterventie ook verschillend werkt per gender. Vrouwen kunnen zich over het algemeen sneller verplaatsen in de situatie van het slachtoffer, waardoor zij eerder een problematische situatie zullen herkennen (Burn 2009). Wanneer mannen ingrijpen als omstander, zal dit eerder op een fysieke, gewelddadige manier (Burn 2009) en in een noodgeval (Banyard 2011) zijn. Dit betekent dat wanneer mannen ingrijpen, dit gevaarlijker is voor hun persoonlijke veiligheid (Cares et al. 2015). Daarentegen vertelde een oud-deelneemster dat mannen juist het veiligst kunnen optreden tegen straatintimidatie, omdat zij een geprivilegieerde positie hebben in de openbare ruimte. Dit verschil in ervaringen met straatintimidatie en omgang met omstanderinterventie komt voort uit verschillende genderrealiteiten. Als trainingen op dezelfde manier aan verschillende genders worden gegeven, zullen deze verschillen blijven bestaan (Cares et al. 2015) en dit kan een beperking zijn van omstanderinterventie.

Een andere beperking van de huidige omstanderinterventie methode is de beperking tot de fysieke, publieke ruimte, omdat intimidatie niet alleen meer offline plaatsvindt, maar ook online (Mujal et al. 2019). Er worden te weinig tools worden aangereikt om te kunnen bijdragen aan het bestrijden van online intimidatie volgens de omstanderinterventie methode. Huidige trainingen zijn daarom dus eigenlijk niet genoeg om omstanderinterventie te bevorderen (Mujal et al. 2019). Door ook gebruik te maken van technologie en online-campagnes, wordt omstanderinterventie toegankelijker en zichtbaarder gemaakt.
Zoals gezegd kunnen verantwoordelijkheidsgevoel van de omstander, de duidelijkheid van een situatie, de nadruk op persoonlijke veiligheid en het hebben van verschillende technieken de effectiviteit van omstanderinterventie bevorderen. Beperkingen hebben betrekking op de setting die gebruikt wordt in trainingen, verschillen in genderrealiteiten en de toename van intimidatie op online platformen. Trainingen alleen kunnen straatintimidatie niet oplossen, maar stellen deelnemers wel in staat om een actieve omstander te worden.
"Omstanderinterventie kan nog zichtbaarder gemaakt worden door campagnes, zowel in de online als de offline publieke ruimte."
Omstanderinterventie kan nog zichtbaarder gemaakt worden door campagnes, zowel in de online als de offline publieke ruimte. Omstanderinterventie wordt dan ook toegankelijker voor potentiële omstanders met een geprivilegieerde positie in de publieke ruimte. Zo kunnen we ervoor zorgen dat we tijdens een privilege walk allemaal op één lijn komen te staan, of dit nou in het echt is of in een virtueel klaslokaal.
Deze blog is een samenvatting van onderzoek naar omstanderinterventie door studenten van de Universiteit Utrecht: Josien Franken, Eva Lakwijk, Nick Kluyskens en Sanne Deuten. Als u het volledige rapport wilt lezen, neem dan contact op met Fairspace.
Bronnen
Banyard, Victoria L. 2011. “Who Will Help Prevent Sexual Violence: Creating an Ecological Model of Bystander Intervention.” Psychology of Violence 1, no. 3: 216-229. DOI: 10.1037/a0023739
Burn, Shawn Meghan. 2009. “A Situational Model of Sexual Assault Prevention through Bystander Intervention.” Sex Roles: A Journal of Research 60 (11): 779-792. DOI: 10.1007/s11199-008-9581-5
Cares, Alison C., Victoria L. Banyard, Mary M. Moynihan, Sharyn J. Potter, and Jane G. Stapleton. 2015. “Changing Attitudes About Being a Bystander to Violence: Translating an In-Person Sexual Violence Prevention Program to a New Campus.” Violence Against Women 21 (2): 165-187. DOI: 10.11177/107780121454681
Fischer, Peter, Joachim I. Krueger, Tobias Greitemeyer, Claudia Vogrincic, Andreas Kastenmüller, Dieter Frey, Moritz Heene, Magdalena Wicher, and Martina Kainbacher. 2011. “The Bystander-Effect: A Meta-Analytic Review on Bystander Intervention in Dangerous and Non-Dangerous Emergencies.” Psychological Bulletin 137 (4): 517.
Latané, Bibb and John M. Darley. 1970. The Unresponsive Bystander: Why Doesn’t He Help? Appleton-Century-Crofts.
Mitchell, Lucie. 2019. “Using bystander intervention training in the workplace.” Published August 2019 on WorkingMums. https://www.workingmums.co.uk/using-bystander-intervention-training-in-the-workplace/.
Mujal, Gabriela N., Meghan E. Taylor, Jessica L. Fry, Tatiana H. Gochez-Kerr, and Nancy L. Weaver. 2019. “A Systematic Review of Bystander Interventions for the Prevention of Sexual Violence.” Trauma, Violence & Abuse: 1-16. DOI: 10.1177/1524839019849587